Het was een ongewoon zicht, enkele weken geleden. Tijdens een wandeling door ons provinciestadje passeerden we het stadhuis. Dat was voor de helft aan het oog onttrokken door de talrijke nieuws- en satellietwagens op het plein ervoor. Journalisten en fotografen met imposante telelenzen hadden strategisch positie genomen op de tegenoverliggende terrasjes, wachtend op een witte rookpluim of een glimp van een of ander bekend gezicht. Zoonlief was even onder de indruk van de ongewone setting. ‘Is hier misschien een moord gebeurd?’ reageerde hij opgewonden.
De reactie van mijn kleine man zat er niet eens zo ver naast. Want er was inderdaad een moord gebeurd, een politieke moord. Of beter, een politieke zelfmoord. En dan nog wel op klaarlichte dag, voor de cameralens van de lokale tv-zender.
Een dag eerder was onze burgermoeder namelijk te gast in de studio naar aanleiding van een krantenartikel over mogelijke belangenvermenging in enkele omstreden dossiers. Daarbij schuwde mevrouw de burgemeester geen fors taalgebruik. Woorden als beschadigingspolitiek door partijgenoten, achterbaks, liegen, bedriegen, belazeren en bedonderen moesten haar relaas kracht bijzetten.
Aanvallen!
Ongetwijfeld had ze voor dit mediaoptreden advies ingewonnen bij vaderlief, een man met een indrukwekkende (inter)nationale carrière die het zelfs tot de hoogste NAVO-rang schopte én tevens ook ervaringsdeskundige was op het vlak van penibele situaties.
‘De aanval is de beste verdediging. Breng een vervelende materie zélf onder de aandacht, zodat je er controle over hebt en je niet op de achtervolging bent aangewezen.’ Het zou ongetwijfeld zijn deskundig advies kunnen zijn.
Maar helaas. Wat moest doorgaan als een zelfverzekerd optreden van een leider die muiterij in eigen rangen vakkundig en publiekelijk de kop inslaat, pakte he-le-maal anders uit.
Hoe kon het ook anders?
Don’t tell me. Show me!
De uitvoering van het advies liet heel wat te wensen over. Het tv-optreden druiste namelijk lijnrecht in tegen een belangrijke communicatieregel. Een regel die ik als kind al meekreeg van mijn papa, een eenvoudige man die opgroeide op de boerderij en nooit enige hoge functie bekleedde.
Hij vertelde me dikwijls: ‘Laat je niet misleiden door woorden, maar baseer je mening altijd op iemands daden.’
Als je écht de persoon van de dialoog bent die je beweert te zijn, die iedereen altijd in de ogen kijkt en openstaat voor andere meningen, wat doe je dan in godsnaam op dat moment in die studio? Als blijkt dat (zelfs) partijgenoten zich niet kunnen vinden in je beleid, dan boek je geen mediatijd. Dan doe je gewoon wat je luidkeels verkondigt: in dialoog gaan.
De krasse uitspraken kwamen dan ook ongeloofwaardig de woonkamer binnen. Sterker nog. Het schouwspel onderstreepte net het eigenzinnige, autoritaire imago dat onze burgermoeder zo wanhopig probeerde te weerleggen. De politieke communicatiestijl die ze via de genen meekreeg, werkte duidelijk niet in haar voordeel.
Goede communicatie gaat over échte dingen. Alles draait om authenticiteit. En die was in de plaatselijke tv-studio ver te zoeken. En daar niet alleen …
Awoe!
Heel wat politici maken er blijkbaar een dagtaak van de publieke opinie te bespelen door concurrenten genadeloos onderuit te halen in de media. Begin van de week trakteerden POTUS-kandidaten Don & Hillary ons ook nog op een sterk staaltje daarvan.
Media hebben er een vette kluif aan (hoera voor de stijgende kijk- en leescijfers!). Maar het zijn net die taferelen waarmee de politiek zich mijlenver afzet van hun werkgevers (werken politici niet in dienst van ons?). Als ‘gewone’ burger kan je alleen maar diep zuchten om het kinderlijke gekibbel.
Wat als Pepsi al z’n duurbetaalde advertentieruimte zou besteden aan het ongezonde suikergehalte, de misleidende publiciteit en hypocriete sponsoring van sportevents door monsterconcurrent Coca-Cola? Hoe (on)geloofwaardig zou dat overkomen? En hoe zou Coca-Cola daarop reageren? Door ‘Awoe!’ terug te roepen naar Pepsi? Of door de awoes slim te negeren, een eigen koers te varen en intussen te genieten van alle media-aandacht?
Jezelf profileren door anderen onderuit te halen, het is niet meteen het slimste en meest converterende communicatiemodel.
Op termijn teken je er je eigen doodvonnis mee. Want door de aandacht die je krijgt te besteden aan je concurrent, geef je eigenlijk aan zélf niets interessant te vertellen te hebben. Waarom zouden mensen überhaupt nog naar je luisteren? Als jij je publiek een geweldige oplossing kan bieden, dan doet de concurrentie er toch niet toe?
Coca-wie?
Levensles
Ook dat is een les die ik meekreeg van mijn papa. Kwam ik als kind eens thuis met een minder cijfer en de krasse verdediging ‘dat mijn klasgenootjes nog langere punten hadden’, dan mocht ik me steevast verwachten aan zijn strenge repliek.
‘Vergelijk jezelf nooit met anderen. Ga uit van je eigen kracht. Doe wat je moet doen en doe dat zo goed je kan!’
Het kon mijn papa geen barst (en dit is een eufemisme) schelen hoe klasgenootjes het ervan af brachten. Hij wilde niks horen over anderen. Als ík er maar alles had uitgehaald wat erin zat. Wist ik toen veel dat zijn persoonlijke advies ook het beste professionele advies was dat ik ooit zou krijgen.
Hoe verfrissend zou het zijn als alle politici zich eens zouden gedragen als grote – grootse! – mensen en ons als kiezers au sérieux zouden nemen?
De wereld mist mensen als jij, papa.
Ik mis je.